Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pretenderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pretenderen (Nederlands) in het Zweeds

pretenderen:

pretenderen werkwoord (pretendeer, pretendeert, pretendeerde, pretendeerden, gepretendeerd)

  1. pretenderen (beweren; verklaren; stellen; voorgeven)
    låtsas
    • låtsas werkwoord (låtsar, låtsade, låtsat)

Conjugations for pretenderen:

o.t.t.
  1. pretendeer
  2. pretendeert
  3. pretendeert
  4. pretenderen
  5. pretenderen
  6. pretenderen
o.v.t.
  1. pretendeerde
  2. pretendeerde
  3. pretendeerde
  4. pretendeerden
  5. pretendeerden
  6. pretendeerden
v.t.t.
  1. heb gepretendeerd
  2. hebt gepretendeerd
  3. heeft gepretendeerd
  4. hebben gepretendeerd
  5. hebben gepretendeerd
  6. hebben gepretendeerd
v.v.t.
  1. had gepretendeerd
  2. had gepretendeerd
  3. had gepretendeerd
  4. hadden gepretendeerd
  5. hadden gepretendeerd
  6. hadden gepretendeerd
o.t.t.t.
  1. zal pretenderen
  2. zult pretenderen
  3. zal pretenderen
  4. zullen pretenderen
  5. zullen pretenderen
  6. zullen pretenderen
o.v.t.t.
  1. zou pretenderen
  2. zou pretenderen
  3. zou pretenderen
  4. zouden pretenderen
  5. zouden pretenderen
  6. zouden pretenderen
diversen
  1. pretendeer!
  2. pretendeert!
  3. gepretendeerd
  4. pretenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pretenderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
låtsas beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven fingeren; huichelen; simuleren; veinzen; voorwenden