Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. rest:
  2. resten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rest (Nederlands) in het Zweeds

rest:

rest [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de rest (het overgeblevene; overblijfsel; restant; laatste rest; overschot)
    rester; återstoder; kvarstoder
  2. de rest (surplus; teveel; overschot; agio; exces)
    överskott

Vertaal Matrix voor rest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kvarstoder het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
rester het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant bouwvallen; etensresten; klieken; kliekjes; ruïnes
återstoder het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
överskott agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel baat; batige saldo's; gewin; overdaad; overmaat; overschotten; profijt; resten; surplus; teveel; winst
- overblijfsel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överskott netto

Verwante woorden van "rest":


Wiktionary: rest


Cross Translation:
FromToVia
rest rest rest — remainder
rest bottensats; fällning résidu — Ce qui rester.

rest vorm van resten:

resten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de resten (overschotten)
    överskott; behållningar

Vertaal Matrix voor resten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
behållningar overschotten; resten
överskott overschotten; resten agio; baat; batige saldo's; exces; gewin; overdaad; overmaat; overschot; profijt; rest; surplus; teveel; winst
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överskott netto

Verwante woorden van "resten":


Wiktionary: resten


Cross Translation:
FromToVia
resten rest remnant — small portion remaining of a larger thing or group
resten förbli; förbliva; stanna restercontinuer d’être à un endroit ou dans un état.

Verwante vertalingen van rest