Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. reus:
  2. reu:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor reus (Nederlands) in het Zweeds

reus:

reus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de reus (gigant; titaan; joekel)
    jätte; koloss; rese
    • jätte [-en] zelfstandig naamwoord
    • koloss [-en] zelfstandig naamwoord
    • rese [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor reus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jätte gigant; joekel; reus; titaan beer; bonk; bonkend geluid; gevaarte; grote man; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei
koloss gigant; joekel; reus; titaan bakbeest; gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; kolos; loei
rese gigant; joekel; reus; titaan beer; groot exemplaar; grote man; joekel; knoert

Verwante woorden van "reus":


Wiktionary: reus

reus
noun
  1. een buitengewoon grote man

Cross Translation:
FromToVia
reus jätte giant — mythical human
reus gigant GigantRiese

reus vorm van reu:

reu [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de reu
    hund
    • hund [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor reu:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hund reu hond; hondje

Verwante woorden van "reu":

  • reuen, reus, reutje, reutjes

Wiktionary: reu


Cross Translation:
FromToVia
reu hund dog — male canine