Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sausen:
  2. saus:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sausen (Nederlands) in het Zweeds

sausen:

sausen werkwoord (saus, saust, sauste, sausten, gesaust)

  1. sausen (witten; kalken)
    vitkalka
    • vitkalka werkwoord (vitkalkar, vitkalkade, vitkalkat)

Conjugations for sausen:

o.t.t.
  1. saus
  2. saust
  3. saust
  4. sausen
  5. sausen
  6. sausen
o.v.t.
  1. sauste
  2. sauste
  3. sauste
  4. sausten
  5. sausten
  6. sausten
v.t.t.
  1. heb gesaust
  2. hebt gesaust
  3. heeft gesaust
  4. hebben gesaust
  5. hebben gesaust
  6. hebben gesaust
v.v.t.
  1. had gesaust
  2. had gesaust
  3. had gesaust
  4. hadden gesaust
  5. hadden gesaust
  6. hadden gesaust
o.t.t.t.
  1. zal sausen
  2. zult sausen
  3. zal sausen
  4. zullen sausen
  5. zullen sausen
  6. zullen sausen
o.v.t.t.
  1. zou sausen
  2. zou sausen
  3. zou sausen
  4. zouden sausen
  5. zouden sausen
  6. zouden sausen
en verder
  1. ben gesaust
  2. bent gesaust
  3. is gesaust
  4. zijn gesaust
  5. zijn gesaust
  6. zijn gesaust
diversen
  1. saus!
  2. saust!
  3. gesaust
  4. sausend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sausen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vitkalka kalken; sausen; witten

Verwante woorden van "sausen":


saus:

saus [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de saus (jus)
    sås
    • sås [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor saus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sås jus; saus

Verwante woorden van "saus":


Wiktionary: saus


Cross Translation:
FromToVia
saus skysås; sås gravy — sauce
saus sås sauce — liquid condiment
saus spad; sås sauce — cuis|nocat=1 assaisonnement liquide, souvent émulsionner, comprenant du sel, des épices ou des aromates.

Computer vertaling door derden: