Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. sauteren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sauteren (Nederlands) in het Zweeds

sauteren:

sauteren werkwoord (sauteer, sauteert, sauteerde, sauteerden, gesauteerd)

  1. sauteren
    sautera
    • sautera werkwoord (sauterar, sauterade, sauterat)

Conjugations for sauteren:

o.t.t.
  1. sauteer
  2. sauteert
  3. sauteert
  4. sauteren
  5. sauteren
  6. sauteren
o.v.t.
  1. sauteerde
  2. sauteerde
  3. sauteerde
  4. sauteerden
  5. sauteerden
  6. sauteerden
v.t.t.
  1. heb gesauteerd
  2. hebt gesauteerd
  3. heeft gesauteerd
  4. hebben gesauteerd
  5. hebben gesauteerd
  6. hebben gesauteerd
v.v.t.
  1. had gesauteerd
  2. had gesauteerd
  3. had gesauteerd
  4. hadden gesauteerd
  5. hadden gesauteerd
  6. hadden gesauteerd
o.t.t.t.
  1. zal sauteren
  2. zult sauteren
  3. zal sauteren
  4. zullen sauteren
  5. zullen sauteren
  6. zullen sauteren
o.v.t.t.
  1. zou sauteren
  2. zou sauteren
  3. zou sauteren
  4. zouden sauteren
  5. zouden sauteren
  6. zouden sauteren
en verder
  1. ben gesauteerd
  2. bent gesauteerd
  3. is gesauteerd
  4. zijn gesauteerd
  5. zijn gesauteerd
  6. zijn gesauteerd
diversen
  1. sauteer!
  2. sauteert!
  3. gesauteerd
  4. sauterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sauteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sautera sauteren