Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schaften:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schaften (Nederlands) in het Zweeds

schaften:

schaften werkwoord (schaft, schaftte, schaftten, geschaft)

  1. schaften
    äta
    • äta werkwoord (äter, åt, ätit)

Conjugations for schaften:

o.t.t.
  1. schaft
  2. schaft
  3. schaft
  4. schaften
  5. schaften
  6. schaften
o.v.t.
  1. schaftte
  2. schaftte
  3. schaftte
  4. schaftten
  5. schaftten
  6. schaftten
v.t.t.
  1. ben geschaft
  2. bent geschaft
  3. is geschaft
  4. zijn geschaft
  5. zijn geschaft
  6. zijn geschaft
v.v.t.
  1. was geschaft
  2. was geschaft
  3. was geschaft
  4. waren geschaft
  5. waren geschaft
  6. waren geschaft
o.t.t.t.
  1. zal schaften
  2. zult schaften
  3. zal schaften
  4. zullen schaften
  5. zullen schaften
  6. zullen schaften
o.v.t.t.
  1. zou schaften
  2. zou schaften
  3. zou schaften
  4. zouden schaften
  5. zouden schaften
  6. zouden schaften
diversen
  1. schaft!
  2. schaftt!
  3. geschaft
  4. schaftend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schaften:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
äta schaften eten; laven; leegeten; lenigen; lessen; lunchen; opeten; opvreten; tegoed doen; vreten