Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. scheutje:
  2. scheut:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor scheutje (Nederlands) in het Zweeds

scheutje:

scheutje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het scheutje
    rusa
    • rusa [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor scheutje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rusa scheutje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rusa aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden

Verwante woorden van "scheutje":


scheutje vorm van scheut:

scheut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de scheut (stekje; spruit; loot)
    skott; stickling
    • skott [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stickling [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de scheut (plantestekje; spruit; jonge plant; schoot; stek)
    urklipp; stickling

Vertaal Matrix voor scheut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skott loot; scheut; spruit; stekje afknallen; dwarsschot; spruitjes
stickling jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje
urklipp jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek knipsel; knipsels; scheuten; schoten; spruiten; stekken; uitknipsel

Verwante woorden van "scheut":


Wiktionary: scheut


Cross Translation:
FromToVia
scheut ympkvist scion — (detached) shoot or twig
scheut skott sprout — new growth on a plant