Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schouw (Nederlands) in het Zweeds

schouw:

schouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schouw (schoorsteenmantel; schoorsteen)
    spiselkrans; spiselhylla
  2. de schouw (openhaard)
    skorsten

Vertaal Matrix voor schouw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skorsten openhaard; schouw schoorsteenpijp
spiselhylla schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw
spiselkrans schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw

Verwante woorden van "schouw":


Wiktionary: schouw


Cross Translation:
FromToVia
schouw skorsten chimney — vertical tube or hollow column; a flue
schouw skål; stop; ; urna; kista; lår; färja bac — Traductions à trier suivant le sens

schouwen:

schouwen werkwoord (schouw, schouwt, schouwde, schouwden, geschouwd)

  1. schouwen (examineren; controleren; inspecteren; keuren)
    undersöka; kontrollera; utvärdera; inspektera
    • undersöka werkwoord (undersöker, undersökte, undersökt)
    • kontrollera werkwoord (kontrollerar, kontrollerade, kontrollerat)
    • utvärdera werkwoord (utvärderar, utvärderade, utvärderat)
    • inspektera werkwoord (inspekterar, inspekterade, inspekterat)
  2. schouwen (kijken; toeschouwen)
    titta; se på; betrakta; inspektera
    • titta werkwoord (tittar, tittade, tittat)
    • se på werkwoord (ser på, såg på, sett på)
    • betrakta werkwoord (betraktar, betraktade, betraktat)
    • inspektera werkwoord (inspekterar, inspekterade, inspekterat)

Conjugations for schouwen:

o.t.t.
  1. schouw
  2. schouwt
  3. schouwt
  4. schouwen
  5. schouwen
  6. schouwen
o.v.t.
  1. schouwde
  2. schouwde
  3. schouwde
  4. schouwden
  5. schouwden
  6. schouwden
v.t.t.
  1. heb geschouwd
  2. hebt geschouwd
  3. heeft geschouwd
  4. hebben geschouwd
  5. hebben geschouwd
  6. hebben geschouwd
v.v.t.
  1. had geschouwd
  2. had geschouwd
  3. had geschouwd
  4. hadden geschouwd
  5. hadden geschouwd
  6. hadden geschouwd
o.t.t.t.
  1. zal schouwen
  2. zult schouwen
  3. zal schouwen
  4. zullen schouwen
  5. zullen schouwen
  6. zullen schouwen
o.v.t.t.
  1. zou schouwen
  2. zou schouwen
  3. zou schouwen
  4. zouden schouwen
  5. zouden schouwen
  6. zouden schouwen
en verder
  1. ben geschouwd
  2. bent geschouwd
  3. is geschouwd
  4. zijn geschouwd
  5. zijn geschouwd
  6. zijn geschouwd
diversen
  1. schouw!
  2. schouwt!
  3. geschouwd
  4. schouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schouwen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de schouwen (schoorstenen; schoorsteenpijpen)
    skorstenar

Vertaal Matrix voor schouwen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inspektera bezichtigen; bezichtiging
kontrollera controleren
skorstenar schoorsteenpijpen; schoorstenen; schouwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betrakta kijken; schouwen; toeschouwen aankijken; bekijken; gadeslaan; kijken; observeren; toeschouwen; waarnemen; zien
inspektera controleren; examineren; inspecteren; keuren; kijken; schouwen; toeschouwen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; inspecteren; nagaan; nakijken; overzien
kontrollera controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen bedwingen; beproeven; beteugelen; controleren; examineren; in bedwang houden; keuren; narekenen; natellen; onder controle hebben; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; testen; toetsen
se på kijken; schouwen; toeschouwen kijken naar
titta kijken; schouwen; toeschouwen
undersöka controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; keuren; met sonde onderzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren
utvärdera controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen

Verwante woorden van "schouwen":


Wiktionary: schouwen


Cross Translation:
FromToVia
schouwen besiktiga; inspektera inspecterexaminer avec attention.
schouwen beskåda; kika; skåda; titta; beträffa regarder — voir, observer