Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. schoven:
  2. schuiven:
  3. schoof:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schoven (Nederlands) in het Zweeds

schoven:

schoven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de schoven (bosjes; bundels)
    buntar; knippen

Vertaal Matrix voor schoven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buntar bosjes; bundels; schoven
knippen bosjes; bundels; schoven

Verwante woorden van "schoven":


schoven vorm van schuiven:

schuiven werkwoord (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
    skuffa; skjuta; skjutsa; knuffa; fösa
    • skuffa werkwoord (skuffar, skuffade, skuffat)
    • skjuta werkwoord (skjuter, sköt, skjutit)
    • skjutsa werkwoord (skjutsar, skjutsade, skjutsat)
    • knuffa werkwoord (knuffar, knuffade, knuffat)
    • fösa werkwoord (föser, föste, föst)
  2. schuiven
    rulla
    • rulla werkwoord (rullar, rullade, rullat)

Conjugations for schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schuiven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fösa schuiven; voortschuiven
knuffa schuiven; voortschuiven dringen; duwen
rulla schuiven karren; kruien; spartelen; taxiën; verrollen
skjuta schuiven; voortschuiven afschieten; afvuren; doorschieten; dringen; duwen; filmen; schieten; schoten lossen; vuren
skjutsa schuiven; voortschuiven
skuffa schuiven; voortschuiven

Verwante woorden van "schuiven":


Verwante definities voor "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen1
    • schuif eens opzij1
  2. verplaatsen door te duwen1
    • ik schoof de stoel bij het raam1

schoof:

schoof [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schoof (bundel; bosje)
    bunt; knippa; kärve
    • bunt [-en] zelfstandig naamwoord
    • knippa [-en] zelfstandig naamwoord
    • kärve [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schoof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bunt bosje; bundel; schoof bende; bos; bundel; dakstoel; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
knippa bosje; bundel; schoof sliert; slingervormig ding
kärve bosje; bundel; schoof

Verwante woorden van "schoof":


Wiktionary: schoof


Cross Translation:
FromToVia
schoof kärve; sädeskärve sheaf — bundle of grain or straw
schoof kärve sheaf — mathematical construct
schoof kärve; bukett; knippe; spya gerbefaisceau de blé, où les épis sont disposer d’un même côté.