Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spui:
  2. spuien:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spui (Nederlands) in het Zweeds

spui:

spui [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spui (afvoerbuis; riool; regenpijp; afwateringsbuis)
    avlopp; avloppsrör

Vertaal Matrix voor spui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avlopp afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui afwatering; doorlaat; lozing; uitlaat; uitlaatklep; vloeiing; waterafvoer; wegvloeisels; zinkput
avloppsrör afvoerbuis; afwateringsbuis; regenpijp; riool; spui afvloeibuis; afvloeipijp; afvoerbuizen; afvoerpijp; gootpijp; riolen; rioolbuis; uitlaat; uitlaatklep

Verwante woorden van "spui":


Wiktionary: spui


Cross Translation:
FromToVia
spui sluss écluseclôture en forme de bassin, faite de terre, de pierre, de bois ou de toute autre matière dans un port, sur une rivière, sur un canal, etc., ayant une ou plusieurs portes qui se lever et se baisser ou qui s’ouvrent et se fermer, pou

spuien:

spuien werkwoord (spui, spuit, spuide, spuiden, gespuid)

  1. spuien (water lozen; water afvoeren; uitwateren)
    tömma på vatten
    • tömma på vatten werkwoord (tömmer på vatten, tömmde på vatten, tömmt på vatten)
  2. spuien (uiten)
    yttra; trycka ut
    • yttra werkwoord (yttrar, yttrade, yttrat)
    • trycka ut werkwoord (trycker ut, tryckte ut, tryckt ut)

Conjugations for spuien:

o.t.t.
  1. spui
  2. spuit
  3. spuit
  4. spuien
  5. spuien
  6. spuien
o.v.t.
  1. spuide
  2. spuide
  3. spuide
  4. spuiden
  5. spuiden
  6. spuiden
v.t.t.
  1. heb gespuid
  2. hebt gespuid
  3. heeft gespuid
  4. hebben gespuid
  5. hebben gespuid
  6. hebben gespuid
v.v.t.
  1. had gespuid
  2. had gespuid
  3. had gespuid
  4. hadden gespuid
  5. hadden gespuid
  6. hadden gespuid
o.t.t.t.
  1. zal spuien
  2. zult spuien
  3. zal spuien
  4. zullen spuien
  5. zullen spuien
  6. zullen spuien
o.v.t.t.
  1. zou spuien
  2. zou spuien
  3. zou spuien
  4. zouden spuien
  5. zouden spuien
  6. zouden spuien
en verder
  1. ben gespuid
  2. bent gespuid
  3. is gespuid
  4. zijn gespuid
  5. zijn gespuid
  6. zijn gespuid
diversen
  1. spui!
  2. spuit!
  3. gespuid
  4. spuiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spuien [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het spuien (lozen)
    avföra
    • avföra [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spuien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avföra lozen; spuien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avföra afvoeren; doen wegvloeien
trycka ut spuien; uiten leegknijpen; naar buiten duwen; uitdrukken; uitknijpen
tömma på vatten spuien; uitwateren; water afvoeren; water lozen
yttra spuien; uiten een oordeel wijzen; oordelen; rechtspreken

Verwante woorden van "spuien":


Wiktionary: spuien


Cross Translation:
FromToVia
spuien ventilera ventilerrenouveler l’air au moyen d’un ventilateur.