Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. staf:
  2. straffen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor staf (Nederlands) in het Zweeds

staf:

staf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de staf (leidinggevend personeel; kader)
  2. de staf (staaf; baton; stang; stok)
    käpp; stång; stav
    • käpp [-en] zelfstandig naamwoord
    • stång [-en] zelfstandig naamwoord
    • stav [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de staf (personeel)
    personal; besättning

Vertaal Matrix voor staf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besättning personeel; staf bemanning; legers; manschappen; veestapel
käpp baton; staaf; staf; stang; stok oeverriet; riet; rietstengel; rotan; rotting; staak; tuchtroede
personal personeel; staf employees; personeel; werknemers
stav baton; staaf; staf; stang; stok polsstok
stång baton; staaf; staf; stang; stok dwarsbalk; dwarshout; mast; paal; pastille; plak; reep; reep chocolade; spijl; staaf; stijl; tablet; tralie; tuchtroede
verkställande direktör kader; leidinggevend personeel; staf ondernemingsdirecteur

Verwante woorden van "staf":

  • stafje, stafjes

Wiktionary: staf


Cross Translation:
FromToVia
staf stav staff — long, straight stick
staf stav; stång bâton — Morceau de bois assez long
staf metspö; stav; stång canne — Nom générique donner à plusieurs espèces de roseaux, tels que le roseau commun, la canne d’Inde, la canne odorante, le bambou, etc.

staf vorm van straffen:

straffen werkwoord (staf, staft, stafte, staften, gestraft)

  1. straffen (afstraffen)
    straffa; bestraffa
    • straffa werkwoord (straffar, straffade, straffat)
    • bestraffa werkwoord (bestraffar, bestraffade, bestraffat)
  2. straffen (bestraffen; sancties treffen)
    bestraffa; straffa; pennalisera
    • bestraffa werkwoord (bestraffar, bestraffade, bestraffat)
    • straffa werkwoord (straffar, straffade, straffat)
    • pennalisera werkwoord (pennaliserar, pennaliserade, pennaliserat)

Conjugations for straffen:

o.t.t.
  1. staf
  2. staft
  3. staft
  4. staffen
  5. staffen
  6. staffen
o.v.t.
  1. stafte
  2. stafte
  3. stafte
  4. staften
  5. staften
  6. staften
v.t.t.
  1. heb gestraft
  2. hebt gestraft
  3. heeft gestraft
  4. hebben gestraft
  5. hebben gestraft
  6. hebben gestraft
v.v.t.
  1. had gestraft
  2. had gestraft
  3. had gestraft
  4. hadden gestraft
  5. hadden gestraft
  6. hadden gestraft
o.t.t.t.
  1. zal straffen
  2. zult straffen
  3. zal straffen
  4. zullen straffen
  5. zullen straffen
  6. zullen straffen
o.v.t.t.
  1. zou straffen
  2. zou straffen
  3. zou straffen
  4. zouden straffen
  5. zouden straffen
  6. zouden straffen
en verder
  1. ben gestraft
  2. bent gestraft
  3. is gestraft
  4. zijn gestraft
  5. zijn gestraft
  6. zijn gestraft
diversen
  1. staf!
  2. staft!
  3. gestraft
  4. straffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor straffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestraffa afstraffen; bestraffen; sancties treffen; straffen geselen; kastijden; tuchtigen
pennalisera bestraffen; sancties treffen; straffen
straffa afstraffen; bestraffen; sancties treffen; straffen

Verwante woorden van "straffen":


Verwante definities voor "straffen":

  1. een vervelende maatregel opleggen omdat hij iets deed wat niet mocht1
    • deze ouders straffen hun kinderen veel te streng1

Wiktionary: straffen

straffen
verb
  1. negatieve consequenties verbinden aan een als verkeerd geziene daad

Cross Translation:
FromToVia
straffen straffa punish — to cause to suffer for crime or misconduct
straffen avkunna; döma sentence — declare a sentence on a convicted person
straffen bestraffa; näpsa; straffa punirinfliger une correction à quelqu’un.