Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. strak maken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strak maken (Nederlands) in het Zweeds

strak maken:

strak maken werkwoord (maak strak, maakt strak, maakte strak, maakten strak, strak gemaakt)

  1. strak maken
    strama; bli snävare
    • strama werkwoord (stramar, stramade, stramat)
    • bli snävare werkwoord (blir snävare, blev snävare, blivit snävare)

Conjugations for strak maken:

o.t.t.
  1. maak strak
  2. maakt strak
  3. maakt strak
  4. maken strak
  5. maken strak
  6. maken strak
o.v.t.
  1. maakte strak
  2. maakte strak
  3. maakte strak
  4. maakten strak
  5. maakten strak
  6. maakten strak
v.t.t.
  1. heb strak gemaakt
  2. hebt strak gemaakt
  3. heeft strak gemaakt
  4. hebben strak gemaakt
  5. hebben strak gemaakt
  6. hebben strak gemaakt
v.v.t.
  1. had strak gemaakt
  2. had strak gemaakt
  3. had strak gemaakt
  4. hadden strak gemaakt
  5. hadden strak gemaakt
  6. hadden strak gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal strak maken
  2. zult strak maken
  3. zal strak maken
  4. zullen strak maken
  5. zullen strak maken
  6. zullen strak maken
o.v.t.t.
  1. zou strak maken
  2. zou strak maken
  3. zou strak maken
  4. zouden strak maken
  5. zouden strak maken
  6. zouden strak maken
en verder
  1. ben strak gemaakt
  2. bent strak gemaakt
  3. is strak gemaakt
  4. zijn strak gemaakt
  5. zijn strak gemaakt
  6. zijn strak gemaakt
diversen
  1. maak strak!
  2. maakt strak!
  3. strak gemaakt
  4. strak makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor strak maken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bli snävare strak maken
strama strak maken

Verwante vertalingen van strak maken