Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. telgen:
  2. telg:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor telgen (Nederlands) in het Zweeds

telgen:

telgen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de telgen (nageslacht; kinderen; nakomelingen; )
    ättlingar; avkommor

Vertaal Matrix voor telgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avkommor afstammelingen; broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen
ättlingar afstammelingen; broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen

Verwante woorden van "telgen":


telg:

telg [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de telg (afstammeling; nakomeling)
    ättling; avkomling

Vertaal Matrix voor telg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avkomling afstammeling; nakomeling; telg
ättling afstammeling; nakomeling; telg loot; takje; twijg

Verwante woorden van "telg":


Wiktionary: telg


Cross Translation:
FromToVia
telg avkomling; avkomma; ättling descendant — one who is the progeny of someone
telg efterkomma scion — descendant