Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tollen:
  2. tol:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tollen (Nederlands) in het Zweeds

tollen:

tollen werkwoord (tol, tolt, tolde, tolden, getold)

  1. tollen (rondtollen; draaien)
    snurra
    • snurra werkwoord (snurrar, snurrade, snurrat)

Conjugations for tollen:

o.t.t.
  1. tol
  2. tolt
  3. tolt
  4. tollen
  5. tollen
  6. tollen
o.v.t.
  1. tolde
  2. tolde
  3. tolde
  4. tolden
  5. tolden
  6. tolden
v.t.t.
  1. heb getold
  2. hebt getold
  3. heeft getold
  4. hebben getold
  5. hebben getold
  6. hebben getold
v.v.t.
  1. had getold
  2. had getold
  3. had getold
  4. hadden getold
  5. hadden getold
  6. hadden getold
o.t.t.t.
  1. zal tollen
  2. zult tollen
  3. zal tollen
  4. zullen tollen
  5. zullen tollen
  6. zullen tollen
o.v.t.t.
  1. zou tollen
  2. zou tollen
  3. zou tollen
  4. zouden tollen
  5. zouden tollen
  6. zouden tollen
en verder
  1. ben getold
  2. bent getold
  3. is getold
  4. zijn getold
  5. zijn getold
  6. zijn getold
diversen
  1. tol!
  2. tolt!
  3. getold
  4. tollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tollen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snurra draaien; rondtollen; tollen draaien; keren; kolken; kroelen; ronddraaien; wenden; wervelen; wielen

Verwante woorden van "tollen":


tollen vorm van tol:

tol [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tol (wegenbelasting)
    vägskatt
  2. de tol

Vertaal Matrix voor tol:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vägskatt tol; wegenbelasting wegenbelastingkaart
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
trafikavgift tol

Verwante woorden van "tol":


Wiktionary: tol

tol
noun
  1. kinderspeeltuig

Cross Translation:
FromToVia
tol snurra spinning top — a toy
tol snurra top — child’s spinning toy