Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
-
toon:
- ljud; tonhöjd; ton; klang; timbre; intonation; musikaliskt nottecken; not; kolorit; färg
- tonen:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toon (Nederlands) in het Zweeds
toon:
-
de toon (klankgeluid; klank)
-
de toon (muzieknoot)
-
de toon (kleur; tint; kleurtje)
-
de toon (toonhoogte)
Vertaal Matrix voor toon:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
färg | kleur; kleurtje; tint; toon | kleuring; kleurstof; pigment; tinctuur; verf |
intonation | klank; klankgeluid; toon | compositie; intonatie; klankkleur; klanktint; modulatie; stembuiging; timbre; toonval; toonzetting |
klang | klank; klankgeluid; toon | daveren; denderen; dreunen |
kolorit | kleur; kleurtje; tint; toon | |
ljud | klank; klankgeluid; toon | audio; audio-; audiobestand; geluiden; geluids-; klanken |
musikaliskt nottecken | muzieknoot; toon | |
not | muzieknoot; toon | zangnoot |
timbre | klank; klankgeluid; toon | |
ton | klank; klankgeluid; muzieknoot; toon | flinter; floers; schijntje; snufje; tint; toonkleur; vleugje; waas; zweem |
tonhöjd | klank; klankgeluid; toon; toonhoogte |
Verwante woorden van "toon":
Verwante definities voor "toon":
Wiktionary: toon
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toon | → ton | ↔ tone — specific pitch, quality and duration; a note |
• toon | → klang | ↔ tone — character of a sound, especially the timbre of an instrument or voice |
• toon | → ton | ↔ tone — manner in which speech or writing is expressed |
• toon | → ton; nyans | ↔ tone — shade or quality of a colour |
• toon | → ljud | ↔ son — Quelque chose que l’on peut écouter, entendre. |
• toon | → ton | ↔ ton — son d’une certaine fréquence. |
tonen:
-
tonen (etaleren; tentoonstellen; uitstallen)
-
tonen (exposeren; vertonen; tentoonstellen)
-
tonen (presenteren; voorleggen; laten zien; offreren; aanbieden)
visa; sätta fram för visning-
sätta fram för visning werkwoord (sätter fram för visning, satte fram för visning, satt fram för visning)
-
tonen (tentoonstellen; vertonen; exposeren; voor ogen brengen)
-
tonen (laten zien; presenteren; vertonen)
Conjugations for tonen:
o.t.t.
- toon
- toont
- toont
- tonen
- tonen
- tonen
o.v.t.
- toonde
- toonde
- toonde
- toonden
- toonden
- toonden
v.t.t.
- heb getoond
- hebt getoond
- heeft getoond
- hebben getoond
- hebben getoond
- hebben getoond
v.v.t.
- had getoond
- had getoond
- had getoond
- hadden getoond
- hadden getoond
- hadden getoond
o.t.t.t.
- zal tonen
- zult tonen
- zal tonen
- zullen tonen
- zullen tonen
- zullen tonen
o.v.t.t.
- zou tonen
- zou tonen
- zou tonen
- zouden tonen
- zouden tonen
- zouden tonen
en verder
- ben getoond
- bent getoond
- is getoond
- zijn getoond
- zijn getoond
- zijn getoond
diversen
- toon!
- toont!
- getoond
- tonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het tonen (voordoen)
Vertaal Matrix voor tonen:
Verwante woorden van "tonen":
Antoniemen van "tonen":
Verwante definities voor "tonen":
Wiktionary: tonen
tonen
Cross Translation:
verb
-
laten zien
- tonen → visa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tonen | → visa | ↔ show — display |
• tonen | → peka; visa | ↔ zeigen — di(transitiv): jemanden etwas sehen lassen |
• tonen | → uppvisa; utpeka; kora | ↔ désigner — Traduction à trier |
• tonen | → uppvisa; utpeka | ↔ indiquer — montrer, désigner une personne ou une chose. |
• tonen | → uppvisa | ↔ montrer — faire voir ; exposer aux regards. |