Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. trapje:
  2. trap:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trapje (Nederlands) in het Zweeds

trapje:

trapje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het trapje (trap)
    trappor

Vertaal Matrix voor trapje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trappor trap; trapje

Verwante woorden van "trapje":


trap:

trap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de trap (trapje)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    trappor
  2. de trap (voetbeweging; schop)
    – harde stoot met je voet 1
  3. de trap (opgang)
    – schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
    trappuppgång
  4. de trap

trap

  1. trap

Vertaal Matrix voor trap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
njutning schop; trap; voetbeweging aardigheid; geneugte; genieten; genoegen; genot; plezier
nöje schop; trap; voetbeweging aardigheid; entertainment; gein; geneugte; genieten; genoegen; genot; grap; grapjes; jolijt; jool; keet; leut; lol; lolletjes; lust; plezier; pret; pretmakerij; schertsen; tijdverdrijf; uiting van vrolijkheid
spark schop; trap; voetbeweging
trap trap
trappor trap; trapje
trappuppgång opgang; trap
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
trapplopp trap

Verwante woorden van "trap":


Synoniemen voor "trap":


Verwante definities voor "trap":

  1. harde stoot met je voet1
    • hij gaf een trap tegen de bal1
  2. schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt1
    • hij gaat via de trap naar boven1
  3. vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat een graad uitdrukt1
    • na 'groot' komen de trappen 'groter' en 'grootst'1

Wiktionary: trap


Cross Translation:
FromToVia
trap trappa stair — series of steps
trap trappa stairs — contiguous set of steps
trap grad degréespace compris entre deux marches d’un escalier.
trap trappa escalier — Ensemble de marches