Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitbesteden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitbesteden (Nederlands) in het Zweeds

uitbesteden:

uitbesteden werkwoord (besteed uit, besteedt uit, besteedde uit, besteedden uit, uitbesteed)

  1. uitbesteden (aanbesteden)
    sätta ut
    • sätta ut werkwoord (sätter ut, satte ut, sa1tt ut)

Conjugations for uitbesteden:

o.t.t.
  1. besteed uit
  2. besteedt uit
  3. besteedt uit
  4. besteden uit
  5. besteden uit
  6. besteden uit
o.v.t.
  1. besteedde uit
  2. besteedde uit
  3. besteedde uit
  4. besteedden uit
  5. besteedden uit
  6. besteedden uit
v.t.t.
  1. heb uitbesteed
  2. hebt uitbesteed
  3. heeft uitbesteed
  4. hebben uitbesteed
  5. hebben uitbesteed
  6. hebben uitbesteed
v.v.t.
  1. had uitbesteed
  2. had uitbesteed
  3. had uitbesteed
  4. hadden uitbesteed
  5. hadden uitbesteed
  6. hadden uitbesteed
o.t.t.t.
  1. zal uitbesteden
  2. zult uitbesteden
  3. zal uitbesteden
  4. zullen uitbesteden
  5. zullen uitbesteden
  6. zullen uitbesteden
o.v.t.t.
  1. zou uitbesteden
  2. zou uitbesteden
  3. zou uitbesteden
  4. zouden uitbesteden
  5. zouden uitbesteden
  6. zouden uitbesteden
en verder
  1. ben uitbesteed
  2. bent uitbesteed
  3. is uitbesteed
  4. zijn uitbesteed
  5. zijn uitbesteed
  6. zijn uitbesteed
diversen
  1. besteed uit!
  2. besteedt uit!
  3. uitbesteed
  4. uitbestedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitbesteden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sätta ut bezwering; geestenbezwering; uitbanning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sätta ut aanbesteden; uitbesteden doven; smoren; uitblussen; uitdoven