Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitbuiten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitbuiten (Nederlands) in het Zweeds

uitbuiten:

uitbuiten werkwoord (buit uit, buitte uit, buitten uit, uitgebuit)

  1. uitbuiten (exploiteren)
    exploatera; bygga ut
    • exploatera werkwoord (exploaterar, exploaterade, exploaterat)
    • bygga ut werkwoord (bygger ut, byggde ut, byggt ut)
  2. uitbuiten (beroven; ontdoen)
    utnyttja
    • utnyttja werkwoord (utnyttjar, utnyttjade, utnyttjat)

Conjugations for uitbuiten:

o.t.t.
  1. buit uit
  2. buit uit
  3. buit uit
  4. buiten uit
  5. buiten uit
  6. buiten uit
o.v.t.
  1. buitte uit
  2. buitte uit
  3. buitte uit
  4. buitten uit
  5. buitten uit
  6. buitten uit
v.t.t.
  1. heb uitgebuit
  2. hebt uitgebuit
  3. heeft uitgebuit
  4. hebben uitgebuit
  5. hebben uitgebuit
  6. hebben uitgebuit
v.v.t.
  1. had uitgebuit
  2. had uitgebuit
  3. had uitgebuit
  4. hadden uitgebuit
  5. hadden uitgebuit
  6. hadden uitgebuit
o.t.t.t.
  1. zal uitbuiten
  2. zult uitbuiten
  3. zal uitbuiten
  4. zullen uitbuiten
  5. zullen uitbuiten
  6. zullen uitbuiten
o.v.t.t.
  1. zou uitbuiten
  2. zou uitbuiten
  3. zou uitbuiten
  4. zouden uitbuiten
  5. zouden uitbuiten
  6. zouden uitbuiten
en verder
  1. ben uitgebuit
  2. bent uitgebuit
  3. is uitgebuit
  4. zijn uitgebuit
  5. zijn uitgebuit
  6. zijn uitgebuit
diversen
  1. buit uit!
  2. buit uit!
  3. uitgebuit
  4. uitbuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitbuiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bygga ut exploiteren; uitbuiten aanbouwen; bijbouwen; expanderen; openen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
exploatera exploiteren; uitbuiten munt uitslaan
utnyttja beroven; ontdoen; uitbuiten munt uitslaan; profiteren; speculeren met krediet; voordeel trekken

Wiktionary: uitbuiten


Cross Translation:
FromToVia
uitbuiten exploatera exploit — use for one’s advantage
uitbuiten utnyttja; exploatera exploiterfaire valoir une chose, en tirer le profit du produit.