Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitleven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitleven (Nederlands) in het Zweeds

uitleven:

uitleven werkwoord (leef uit, leeft uit, leefde uit, leefden uit, uitgeleefd)

  1. uitleven (uit de band springen)
    gå ut och festa
    • gå ut och festa werkwoord (går ut och festar, gick ut och festade, gått ut och festat)

Conjugations for uitleven:

o.t.t.
  1. leef uit
  2. leeft uit
  3. leeft uit
  4. leven uit
  5. leven uit
  6. leven uit
o.v.t.
  1. leefde uit
  2. leefde uit
  3. leefde uit
  4. leefden uit
  5. leefden uit
  6. leefden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleefd
  2. hebt uitgeleefd
  3. heeft uitgeleefd
  4. hebben uitgeleefd
  5. hebben uitgeleefd
  6. hebben uitgeleefd
v.v.t.
  1. had uitgeleefd
  2. had uitgeleefd
  3. had uitgeleefd
  4. hadden uitgeleefd
  5. hadden uitgeleefd
  6. hadden uitgeleefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleven
  2. zult uitleven
  3. zal uitleven
  4. zullen uitleven
  5. zullen uitleven
  6. zullen uitleven
o.v.t.t.
  1. zou uitleven
  2. zou uitleven
  3. zou uitleven
  4. zouden uitleven
  5. zouden uitleven
  6. zouden uitleven
en verder
  1. ben uitgeleefd
  2. bent uitgeleefd
  3. is uitgeleefd
  4. zijn uitgeleefd
  5. zijn uitgeleefd
  6. zijn uitgeleefd
diversen
  1. leef uit!
  2. leeft uit!
  3. uitgeleefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitleven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå ut och festa uit de band springen; uitleven

Antoniemen van "uitleven":


Verwante definities voor "uitleven":

  1. je helemaal laten gaan1
    • op de dansavond heb ik me helemaal uitgeleefd1

Verwante vertalingen van uitleven