Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitzitten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitzitten (Nederlands) in het Zweeds

uitzitten:

uitzitten werkwoord (zit uit, zat uit, zaten uit, uitgezeten)

  1. uitzitten
    stanna till slutet
    • stanna till slutet werkwoord (stannar till slutet, stannade till slutet, stannat till slutet)

Conjugations for uitzitten:

o.t.t.
  1. zit uit
  2. zit uit
  3. zit uit
  4. zitten uit
  5. zitten uit
  6. zitten uit
o.v.t.
  1. zat uit
  2. zat uit
  3. zat uit
  4. zaten uit
  5. zaten uit
  6. zaten uit
v.t.t.
  1. heb uitgezeten
  2. hebt uitgezeten
  3. heeft uitgezeten
  4. hebben uitgezeten
  5. hebben uitgezeten
  6. hebben uitgezeten
v.v.t.
  1. had uitgezeten
  2. had uitgezeten
  3. had uitgezeten
  4. hadden uitgezeten
  5. hadden uitgezeten
  6. hadden uitgezeten
o.t.t.t.
  1. zal uitzitten
  2. zult uitzitten
  3. zal uitzitten
  4. zullen uitzitten
  5. zullen uitzitten
  6. zullen uitzitten
o.v.t.t.
  1. zou uitzitten
  2. zou uitzitten
  3. zou uitzitten
  4. zouden uitzitten
  5. zouden uitzitten
  6. zouden uitzitten
en verder
  1. ben uitgezeten
  2. bent uitgezeten
  3. is uitgezeten
  4. zijn uitgezeten
  5. zijn uitgezeten
  6. zijn uitgezeten
diversen
  1. zit uit!
  2. zit uit!
  3. uitgezeten
  4. uitzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitzitten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. uitzitten (afzitten)
    sitta ut

Vertaal Matrix voor uitzitten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sitta ut afzitten; uitzitten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stanna till slutet uitzitten