Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vastkoeken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastkoeken (Nederlands) in het Zweeds

vastkoeken:

vastkoeken werkwoord (koek vast, koekt vast, koekte vast, koekten vast, vastgekoekt)

  1. vastkoeken
    sintra ihop; klibba fast
  2. vastkoeken
    baka
    • baka werkwoord (bakar, bakade, bakat)

Conjugations for vastkoeken:

o.t.t.
  1. koek vast
  2. koekt vast
  3. koekt vast
  4. koeken vast
  5. koeken vast
  6. koeken vast
o.v.t.
  1. koekte vast
  2. koekte vast
  3. koekte vast
  4. koekten vast
  5. koekten vast
  6. koekten vast
v.t.t.
  1. ben vastgekoekt
  2. bent vastgekoekt
  3. is vastgekoekt
  4. zijn vastgekoekt
  5. zijn vastgekoekt
  6. zijn vastgekoekt
v.v.t.
  1. was vastgekoekt
  2. was vastgekoekt
  3. was vastgekoekt
  4. waren vastgekoekt
  5. waren vastgekoekt
  6. waren vastgekoekt
o.t.t.t.
  1. zal vastkoeken
  2. zult vastkoeken
  3. zal vastkoeken
  4. zullen vastkoeken
  5. zullen vastkoeken
  6. zullen vastkoeken
o.v.t.t.
  1. zou vastkoeken
  2. zou vastkoeken
  3. zou vastkoeken
  4. zouden vastkoeken
  5. zouden vastkoeken
  6. zouden vastkoeken
diversen
  1. koek vast!
  2. koekt vast!
  3. vastgekoekt
  4. vastkoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastkoeken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baka vastkoeken
klibba fast vastkoeken blijven steken; haperen; stokken; vastlopen
sintra ihop vastkoeken