Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verbrokkelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verbrokkelen (Nederlands) in het Zweeds

verbrokkelen:

verbrokkelen werkwoord (verbrokkel, verbrokkelt, verbrokkelde, verbrokkelden, verbrokkeld)

  1. verbrokkelen (verkruimelen)
    skrumpna
    • skrumpna werkwoord (skrumpnar, skrumpnade, skrumpnat)

Conjugations for verbrokkelen:

o.t.t.
  1. verbrokkel
  2. verbrokkelt
  3. verbrokkelt
  4. verbrokkelen
  5. verbrokkelen
  6. verbrokkelen
o.v.t.
  1. verbrokkelde
  2. verbrokkelde
  3. verbrokkelde
  4. verbrokkelden
  5. verbrokkelden
  6. verbrokkelden
v.t.t.
  1. heb verbrokkeld
  2. hebt verbrokkeld
  3. heeft verbrokkeld
  4. hebben verbrokkeld
  5. hebben verbrokkeld
  6. hebben verbrokkeld
v.v.t.
  1. had verbrokkeld
  2. had verbrokkeld
  3. had verbrokkeld
  4. hadden verbrokkeld
  5. hadden verbrokkeld
  6. hadden verbrokkeld
o.t.t.t.
  1. zal verbrokkelen
  2. zult verbrokkelen
  3. zal verbrokkelen
  4. zullen verbrokkelen
  5. zullen verbrokkelen
  6. zullen verbrokkelen
o.v.t.t.
  1. zou verbrokkelen
  2. zou verbrokkelen
  3. zou verbrokkelen
  4. zouden verbrokkelen
  5. zouden verbrokkelen
  6. zouden verbrokkelen
diversen
  1. verbrokkel!
  2. verbrokkelt!
  3. verbrokkeld
  4. verbrokkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verbrokkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrumpna verbrokkelen; verkruimelen inkrimpen; krimpen; slinken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrumpna verfrommeld