Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vlijt:
  2. vlijen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vlijt (Nederlands) in het Zweeds

vlijt:

vlijt [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de vlijt (nijverheid; ijverigheid; werklust; )
    arbetsiver

Vertaal Matrix voor vlijt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arbetsiver ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid

vlijen:

vlijen werkwoord (vlij, vlijt, vlijde, vlijden, gevlijd)

  1. vlijen
    lägga ner
    • lägga ner werkwoord (lägger ner, lade ner, lagt ner)

Conjugations for vlijen:

o.t.t.
  1. vlij
  2. vlijt
  3. vlijt
  4. vlijen
  5. vlijen
  6. vlijen
o.v.t.
  1. vlijde
  2. vlijde
  3. vlijde
  4. vlijden
  5. vlijden
  6. vlijden
v.t.t.
  1. heb gevlijd
  2. hebt gevlijd
  3. heeft gevlijd
  4. hebben gevlijd
  5. hebben gevlijd
  6. hebben gevlijd
v.v.t.
  1. had gevlijd
  2. had gevlijd
  3. had gevlijd
  4. hadden gevlijd
  5. hadden gevlijd
  6. hadden gevlijd
o.t.t.t.
  1. zal vlijen
  2. zult vlijen
  3. zal vlijen
  4. zullen vlijen
  5. zullen vlijen
  6. zullen vlijen
o.v.t.t.
  1. zou vlijen
  2. zou vlijen
  3. zou vlijen
  4. zouden vlijen
  5. zouden vlijen
  6. zouden vlijen
diversen
  1. vlij!
  2. vlijt!
  3. gevlijd
  4. vlijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vlijen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga ner vlijen deponeren; leggen; neerleggen; neervlijen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten

Wiktionary: vlijen


Cross Translation:
FromToVia
vlijen lägga coucher — Coucher quelqu’un

Verwante vertalingen van vlijt