Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vocaliseren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vocaliseren (Nederlands) in het Zweeds

vocaliseren:

vocaliseren werkwoord (vocaliseer, vocaliseert, vocaliseerde, vocaliseerden, gevocaliseerd)

  1. vocaliseren
    sjunga; uttala; artikulera
    • sjunga werkwoord (sjunger, sjöng, sjungit)
    • uttala werkwoord (uttalar, uttalade, uttalat)
    • artikulera werkwoord (artikulerar, artikulerade, artikulerat)

Conjugations for vocaliseren:

o.t.t.
  1. vocaliseer
  2. vocaliseert
  3. vocaliseert
  4. vocaliseren
  5. vocaliseren
  6. vocaliseren
o.v.t.
  1. vocaliseerde
  2. vocaliseerde
  3. vocaliseerde
  4. vocaliseerden
  5. vocaliseerden
  6. vocaliseerden
v.t.t.
  1. heb gevocaliseerd
  2. hebt gevocaliseerd
  3. heeft gevocaliseerd
  4. hebben gevocaliseerd
  5. hebben gevocaliseerd
  6. hebben gevocaliseerd
v.v.t.
  1. had gevocaliseerd
  2. had gevocaliseerd
  3. had gevocaliseerd
  4. hadden gevocaliseerd
  5. hadden gevocaliseerd
  6. hadden gevocaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal vocaliseren
  2. zult vocaliseren
  3. zal vocaliseren
  4. zullen vocaliseren
  5. zullen vocaliseren
  6. zullen vocaliseren
o.v.t.t.
  1. zou vocaliseren
  2. zou vocaliseren
  3. zou vocaliseren
  4. zouden vocaliseren
  5. zouden vocaliseren
  6. zouden vocaliseren
diversen
  1. vocaliseer!
  2. vocaliseert!
  3. gevocaliseerd
  4. vocaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vocaliseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artikulera vocaliseren articuleren
sjunga vocaliseren kwelen; zingen
uttala vocaliseren articuleren