Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. voorbewerkt:
  2. voorbewerken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorbewerkt (Nederlands) in het Zweeds

voorbewerkt:

voorbewerkt bijvoeglijk naamwoord

  1. voorbewerkt
    förbehandlat; förbehandlad

Vertaal Matrix voor voorbewerkt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbehandlad voorbewerkt
förbehandlat voorbewerkt

Verwante woorden van "voorbewerkt":

  • voorbewerkte

voorbewerken:

voorbewerken werkwoord (bewerk voor, bewerkt voor, bewerkte voor, bewerkten voor, voorbewerkt)

  1. voorbewerken (prepareren; voorwerken)
    förbereda; tillreda; tillrusta
    • förbereda werkwoord (förbereder, förberedde, förberett)
    • tillreda werkwoord (tillreder, tillredde, tillret)
    • tillrusta werkwoord (tillrustar, tillrustade, tillrustat)

Conjugations for voorbewerken:

o.t.t.
  1. bewerk voor
  2. bewerkt voor
  3. bewerkt voor
  4. bewerken voor
  5. bewerken voor
  6. bewerken voor
o.v.t.
  1. bewerkte voor
  2. bewerkte voor
  3. bewerkte voor
  4. bewerkten voor
  5. bewerkten voor
  6. bewerkten voor
v.t.t.
  1. heb voorbewerkt
  2. hebt voorbewerkt
  3. heeft voorbewerkt
  4. hebben voorbewerkt
  5. hebben voorbewerkt
  6. hebben voorbewerkt
v.v.t.
  1. had voorbewerkt
  2. had voorbewerkt
  3. had voorbewerkt
  4. hadden voorbewerkt
  5. hadden voorbewerkt
  6. hadden voorbewerkt
o.t.t.t.
  1. zal voorbewerken
  2. zult voorbewerken
  3. zal voorbewerken
  4. zullen voorbewerken
  5. zullen voorbewerken
  6. zullen voorbewerken
o.v.t.t.
  1. zou voorbewerken
  2. zou voorbewerken
  3. zou voorbewerken
  4. zouden voorbewerken
  5. zouden voorbewerken
  6. zouden voorbewerken
diversen
  1. bewerk voor!
  2. bewerkt voor!
  3. voorbewerkt
  4. voorbewerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voorbewerken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbereda prepareren; voorbewerken; voorwerken alvast neerzetten; bereiden; brouwen; gereed maken; gereedmaken; inwerken; klaar leggen; klaarmaken; klaarzetten; prepareren; toebereiden; uitspreiden; voorbereiden; voorbereiden op; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen
tillreda prepareren; voorbewerken; voorwerken
tillrusta prepareren; voorbewerken; voorwerken klaarmaken; voorbereidingen treffen