Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. vooruitgaan:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vooruitgaan (Nederlands) in het Zweeds

vooruitgaan:

vooruitgaan [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vooruitgaan (vorderen)
    skrida framåt

vooruitgaan werkwoord (ga vooruit, gaat vooruit, ging vooruit, gingen vooruit, vooruit gegaan)

  1. vooruitgaan
    gå på framför
    • gå på framför werkwoord (går på framför, gick på framför, gått på framför)

Conjugations for vooruitgaan:

o.t.t.
  1. ga vooruit
  2. gaat vooruit
  3. gaat vooruit
  4. gaan vooruit
  5. gaan vooruit
  6. gaan vooruit
o.v.t.
  1. ging vooruit
  2. ging vooruit
  3. ging vooruit
  4. gingen vooruit
  5. gingen vooruit
  6. gingen vooruit
v.t.t.
  1. ben vooruit gegaan
  2. bent vooruit gegaan
  3. is vooruit gegaan
  4. zijn vooruit gegaan
  5. zijn vooruit gegaan
  6. zijn vooruit gegaan
v.v.t.
  1. was vooruit gegaan
  2. was vooruit gegaan
  3. was vooruit gegaan
  4. waren vooruit gegaan
  5. waren vooruit gegaan
  6. waren vooruit gegaan
o.t.t.t.
  1. zal vooruitgaan
  2. zult vooruitgaan
  3. zal vooruitgaan
  4. zullen vooruitgaan
  5. zullen vooruitgaan
  6. zullen vooruitgaan
o.v.t.t.
  1. zou vooruitgaan
  2. zou vooruitgaan
  3. zou vooruitgaan
  4. zouden vooruitgaan
  5. zouden vooruitgaan
  6. zouden vooruitgaan
diversen
  1. ga vooruit!
  2. gaat vooruit!
  3. vooruit gegaan
  4. vooruitgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vooruitgaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrida framåt vooruitgaan; vorderen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå på framför vooruitgaan

Wiktionary: vooruitgaan


Cross Translation:
FromToVia
vooruitgaan avancera avancerpousser en avant, porter en avant.