Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. wit:
  2. witten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wit (Nederlands) in het Zweeds

wit:

wit bijvoeglijk naamwoord

  1. wit (wit van huidskleur; blank)
    vit; blekt; vitt; färglöst; urtvättad; urtvättat
  2. wit (bleek van gelaatskleur; bleek)
    blekt; blek; svag; svagt
    • blekt bijvoeglijk naamwoord
    • blek bijvoeglijk naamwoord
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
  3. wit (spierwit; doodsbleek; sneeuwwit; lijkbleek; lijkwit)
    blekfisigt; blekfisig; blekt som ett lakan

Vertaal Matrix voor wit:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blek bleek; bleek van gelaatskleur; wit blank; bleek; flets; kleurloos; ongekleurd
blekfisig doodsbleek; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; wit
blekfisigt doodsbleek; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; wit
blekt blank; bleek; bleek van gelaatskleur; wit; wit van huidskleur blank; bleek; flauw; flets; kleurloos; mat; ongekleurd; pips; verschoten
blekt som ett lakan doodsbleek; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; wit
färglöst blank; wit; wit van huidskleur blank; bleek; flets; kleurloos; mat; ongekleurd; verveloos
svag bleek; bleek van gelaatskleur; wit beetje; bleek; flauw; flets; kleurloos; krachteloos; lichtelijk; niet helder; onduidelijk; schemerig; schimmig; slap; vaag; verschoten; week; zwak
svagt bleek; bleek van gelaatskleur; wit bleek; bleekjes; flauw; flets; kleurloos; krachteloos; niet helder; onduidelijk; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; verschoten; wee; week; ziekelijk; zwak
urtvättad blank; wit; wit van huidskleur bleek; pips
urtvättat blank; wit; wit van huidskleur
vit blank; wit; wit van huidskleur
vitt blank; wit; wit van huidskleur

Verwante woorden van "wit":


Synoniemen voor "wit":


Antoniemen van "wit":


Verwante definities voor "wit":

  1. met weinig kleur1
    • zij zag weer erg wit1
  2. licht en zonder kleur1
    • de bruid droeg een witte jurk1
  3. niet onwettig of verboden1
    • hij werkt daar wit, dus hij betaalt premies1

Wiktionary: wit

wit
adjective
  1. kleur

Cross Translation:
FromToVia
wit vitt Weiß — ein weißer Farbton
wit vit weiß — eine unbunte Farbe habend, die hellste Farbe im digitalen RGB-Farbraum, die die Werte rot = 255; grün = 255; blau = 255 hat.
wit vit white — bright and colourless
wit vitt white — color/colour
wit vit; blank blanc — blanc (sens général)

wit vorm van witten:

witten werkwoord (wit, witte, witten, gewit)

  1. witten (sausen; kalken)
    vitkalka
    • vitkalka werkwoord (vitkalkar, vitkalkade, vitkalkat)

Conjugations for witten:

o.t.t.
  1. wit
  2. wit
  3. wit
  4. witten
  5. witten
  6. witten
o.v.t.
  1. witte
  2. witte
  3. witte
  4. witten
  5. witten
  6. witten
v.t.t.
  1. heb gewit
  2. hebt gewit
  3. heeft gewit
  4. hebben gewit
  5. hebben gewit
  6. hebben gewit
v.v.t.
  1. had gewit
  2. had gewit
  3. had gewit
  4. hadden gewit
  5. hadden gewit
  6. hadden gewit
o.t.t.t.
  1. zal witten
  2. zult witten
  3. zal witten
  4. zullen witten
  5. zullen witten
  6. zullen witten
o.v.t.t.
  1. zou witten
  2. zou witten
  3. zou witten
  4. zouden witten
  5. zouden witten
  6. zouden witten
diversen
  1. wit!
  2. wit!
  3. gewit
  4. wittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor witten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vitkalka kalken; sausen; witten

Verwante vertalingen van wit