Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zweefvliegen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zweefvliegen (Nederlands) in het Zweeds

zweefvliegen:

zweefvliegen werkwoord (zweefvlieg, zweefvliegt, zweefvliegde, zweefvliegden, gezweefvliegd)

  1. zweefvliegen
    glida
    • glida werkwoord (glider, gled, glidit)

Conjugations for zweefvliegen:

o.t.t.
  1. zweefvlieg
  2. zweefvliegt
  3. zweefvliegt
  4. zweefvliegen
  5. zweefvliegen
  6. zweefvliegen
o.v.t.
  1. zweefvliegde
  2. zweefvliegde
  3. zweefvliegde
  4. zweefvliegden
  5. zweefvliegden
  6. zweefvliegden
v.t.t.
  1. heb gezweefvliegd
  2. hebt gezweefvliegd
  3. heeft gezweefvliegd
  4. hebben gezweefvliegd
  5. hebben gezweefvliegd
  6. hebben gezweefvliegd
v.v.t.
  1. had gezweefvliegd
  2. had gezweefvliegd
  3. had gezweefvliegd
  4. hadden gezweefvliegd
  5. hadden gezweefvliegd
  6. hadden gezweefvliegd
o.t.t.t.
  1. zal zweefvliegen
  2. zult zweefvliegen
  3. zal zweefvliegen
  4. zullen zweefvliegen
  5. zullen zweefvliegen
  6. zullen zweefvliegen
o.v.t.t.
  1. zou zweefvliegen
  2. zou zweefvliegen
  3. zou zweefvliegen
  4. zouden zweefvliegen
  5. zouden zweefvliegen
  6. zouden zweefvliegen
diversen
  1. zweefvlieg!
  2. zweefvliegt!
  3. gezweefvliegd
  4. zweefvliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zweefvliegen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zweefvliegen
    segelflyga

Vertaal Matrix voor zweefvliegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glida slippartij
segelflyga zweefvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glida zweefvliegen floepen; glijden; glippen; roetsjen; taxiën; wegglippen