Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zweren:
  2. zweer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zweren (Nederlands) in het Zweeds

zweren:

zweren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zweren
    magsår
    • magsår [-ett] zelfstandig naamwoord

zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)

  1. zweren (een eed doen)
    svärja; svärja en ed
    • svärja werkwoord (svärjar, svärjade, svärjat)
    • svärja en ed werkwoord (svärjar en ed, svärjade en ed, svärjat en ed)
  2. zweren (een eed afleggen)
    svära; svära en ed
    • svära werkwoord (svärar, svärade, svärat)
    • svära en ed werkwoord (svärar en ed, svor en ed, svurit en ed)

Conjugations for zweren:

o.t.t.
  1. zweer
  2. zweert
  3. zweert
  4. zweren
  5. zweren
  6. zweren
o.v.t.
  1. zwoor
  2. zwoor
  3. zwoor
  4. zworen
  5. zworen
  6. zworen
v.t.t.
  1. heb gezworen
  2. hebt gezworen
  3. heeft gezworen
  4. hebben gezworen
  5. hebben gezworen
  6. hebben gezworen
v.v.t.
  1. had gezworen
  2. had gezworen
  3. had gezworen
  4. hadden gezworen
  5. hadden gezworen
  6. hadden gezworen
o.t.t.t.
  1. zal zweren
  2. zult zweren
  3. zal zweren
  4. zullen zweren
  5. zullen zweren
  6. zullen zweren
o.v.t.t.
  1. zou zweren
  2. zou zweren
  3. zou zweren
  4. zouden zweren
  5. zouden zweren
  6. zouden zweren
diversen
  1. zweer!
  2. zweert!
  3. gezworen
  4. zwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zweren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
magsår zweren maagzweer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
svära een eed afleggen; zweren beëdigen; ketteren; schunnige taal uitslaan; vloeken
svära en ed een eed afleggen; zweren
svärja een eed doen; zweren verdoemen; vervloeken; verwensen
svärja en ed een eed doen; zweren

Verwante woorden van "zweren":


Wiktionary: zweren


Cross Translation:
FromToVia
zweren svära; svärja swear — to take an oath
zweren svära jurer — Traductions à trier suivant le sens

zweer:

zweer [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zweer (etterende wond)
    varigt sår

Vertaal Matrix voor zweer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
varigt sår etterende wond; zweer etterende wonde

Verwante woorden van "zweer":

  • zweren, zweers, zweertje, zweertjes

Verwante definities voor "zweer":

  1. etterende ontsteking1
    • hij heeft een zweer op zijn hand1