Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. infektion:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor infektion (Zweeds) in het Engels

infektion:

infektion [-en] zelfstandig naamwoord

  1. infektion (smitta)
    the inflammation; the infection
  2. infektion (besmittelse; kontamination)
    the contamination; the infection; the infecting; the poisoning

Vertaal Matrix voor infektion:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contamination besmittelse; infektion; kontamination förorening; miljöförstöring; nedsmutsning
infecting besmittelse; infektion; kontamination
infection besmittelse; infektion; kontamination; smitta
inflammation infektion; smitta antändning
poisoning besmittelse; infektion; kontamination förgiftande
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
inflammation inflammation
poisoning förgiftning
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infecting smittsam; smittsamt; överförbar; överförbart

Wiktionary: infektion

infektion
noun
  1. uncontrolled growth of harmful microorganisms in a host

Cross Translation:
FromToVia
infektion infection infectie — een besmetting van lichaamsweefsel met ziekteverwekkers als bacteriën, virussen, schimmels of parasieten en de daaropvolgende ontstekingsreactie
infektion infection InfektMedizin: durch Erreger hervorgerufene, ansteckende Krankheit
infektion infection InfektionMedizin: Übertragung von Krankheiten