Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. trötthet:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor trötthet (Zweeds) in het Engels

trötthet:

trötthet [-en] zelfstandig naamwoord

  1. trötthet (utmattning)
    the exhaustion; the fatigue; the tiredness; the weariness

Vertaal Matrix voor trötthet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exhaustion trötthet; utmattning
fatigue trötthet; utmattning
tiredness trötthet; utmattning
weariness trötthet; utmattning tråkigt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fatigue nöta ut; slita ut; trötta; tröttas; tröttna

Synoniemen voor "trötthet":


Wiktionary: trötthet

trötthet
noun
  1. state of being tired

Cross Translation:
FromToVia
trötthet weariness; tiredness Müdigkeit — Zustand des Schlafmangels oder des Unausgeruhtseins
trötthet weariness; lassitude lassitudesensation de fatigue causer par une mauvaise disposition de santé.

Computer vertaling door derden: