Overzicht
Zweeds naar Frans:   Meer gegevens...
  1. jubel:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor jubel (Zweeds) in het Frans

jubel:

jubel [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. jubel (munterhet; hurrande)
    le rire moqueur; le vacarme; le ricanement; l'acclamations

Vertaal Matrix voor jubel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acclamations hurrande; jubel; munterhet
ricanement hurrande; jubel; munterhet fnissa; fnittra; förlöjligande; grimas; grimassera; grin; hån; hånleende; hånskratt; skratt; skrockande skratt; små skratt
rire moqueur hurrande; jubel; munterhet förlöjligande; hån; hånskratt
vacarme hurrande; jubel; munterhet brus; brådska; bråk; buller; fläng; jäkt; larm; oljud; oväsen; rabalder; rytande; skrikande; tjafs; tjutande; tumult; uppståndelse; vrålanede; väsen

Synoniemen voor "jubel":

  • hejarop

Wiktionary: jubel


Cross Translation:
FromToVia
jubel cris de joie; jubulation; allégresse Jubel — Offenbarung großer Freude durch entsprechendes Verhalten in Gestik, Mimik, Stimme, Sprache