Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. assistent:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor assistent (Zweeds) in het Nederlands

assistent:

assistent [-en] zelfstandig naamwoord

  1. assistent (medhjälpare; biträde)
    de assistent; de hulp; de secondant; de helper
    • assistent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hulp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • secondant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • helper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. assistent (adjunkt)
    de adjunct
    • adjunct [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. assistent (kvinnlig assistent)
    de assistente
  4. assistent (hjälp; medhjälpare)
    de knecht; het hulpje
    • knecht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hulpje [het ~] zelfstandig naamwoord

assistent bijvoeglijk naamwoord

  1. assistent
    adjunct; loco-

Vertaal Matrix voor assistent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjunct adjunkt; assistent
assistent assistent; biträde; medhjälpare EU-tjänsteman i kategori AST
assistente assistent; kvinnlig assistent
helper assistent; biträde; medhjälpare
hulp assistent; biträde; medhjälpare avlastning; bistånd; handräckning; hjälp; hushållerska; manlig sjuksköterska; sjukskötare; socialhjälp; städhjälp
hulpje assistent; hjälp; medhjälpare
knecht assistent; hjälp; medhjälpare betjänt; dräng; gårdskarl; hembiträde; jungfru; tjänare; tjänsteflicka
secondant assistent; biträde; medhjälpare
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjunct assistent
loco- assistent erättnings-; temporär; temporärt; tillfälligt

Synoniemen voor "assistent":


Wiktionary: assistent

assistent
noun
  1. een persoon die ondersteunt

Cross Translation:
FromToVia
assistent assistent assistant — person who assists
assistent assistent Assistent — meist akademisch vorgebildete Hilfskraft

Verwante vertalingen van assistent