Uitgebreide vertaling voor avta (Zweeds) in het Nederlands
avta:
-
declineren;
afnemen;
achteruitgaan;
minder worden
-
declineren
werkwoord
(declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
-
afnemen
werkwoord
(neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
-
achteruitgaan
werkwoord
(ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
minder worden
werkwoord
(word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
-
-
declineren;
afnemen;
verminderen;
minder worden;
dalen;
vervallen;
teruggaan;
tanen;
minderen
-
declineren
werkwoord
(declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
-
afnemen
werkwoord
(neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
-
verminderen
werkwoord
(verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
-
minder worden
werkwoord
(word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
-
dalen
werkwoord
(daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
-
vervallen
werkwoord
(verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
-
teruggaan
werkwoord
(ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
-
tanen
werkwoord
(taan, taant, taande, taanden, getaand)
-
minderen
werkwoord
(minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
-
achteruitgaan;
teruggaan;
instorten;
verteren;
bezwijken;
verrotten;
wegrotten;
tenondergaan;
vergaan;
zinken
-
achteruitgaan
werkwoord
(ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
teruggaan
werkwoord
(ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
-
instorten
werkwoord
(stort in, stortte in, stortten in, ingestort)
-
verteren
werkwoord
(verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
-
bezwijken
werkwoord
(bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
-
verrotten
werkwoord
(verrot, verrotte, verrotten, verrot)
-
wegrotten
werkwoord
(rot weg, rotte weg, rotten weg, weggerot)
-
tenondergaan
werkwoord
(ga tenonder, gaat tenonder, ging tenonder, gingen tenonder, tenondergegaan)
-
vergaan
werkwoord
(verga, vergaat, verging, vergingen, vergaan)
-
zinken
werkwoord
(zink, zinkt, zonk, zonken, gezonken)
Conjugations for avta:
presens
- avtar
- avtar
- avtar
- avtar
- avtar
- avtar
imperfekt
- avtog
- avtog
- avtog
- avtog
- avtog
- avtog
framtid 1
- kommer att avta
- kommer att avta
- kommer att avta
- kommer att avta
- kommer att avta
- kommer att avta
framtid 2
- skall avta
- skall avta
- skall avta
- skall avta
- skall avta
- skall avta
conditional
- skulle avta
- skulle avta
- skulle avta
- skulle avta
- skulle avta
- skulle avta
perfekt particip
- har avtagit
- har avtagit
- har avtagit
- har avtagit
- har avtagit
- har avtagit
imperfekt particip
- hade avtagit
- hade avtagit
- hade avtagit
- hade avtagit
- hade avtagit
- hade avtagit
blandad
- avta!
- avta!
- avtagen
- avtagande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor avta:
Synoniemen voor "avta":
Computer vertaling door derden: