Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. butik:
  2. Wiktionary:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor butik (Zweeds) in het Nederlands

butik:

butik [-en] zelfstandig naamwoord

  1. butik (affär; bod)
    de winkelruimte

Vertaal Matrix voor butik:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
winkelruimte affär; bod; butik

Synoniemen voor "butik":


Wiktionary: butik


Cross Translation:
FromToVia
butik winkel shop — establishment that sells goods
butik winkel; zaak; boetiek boutiquemagasin, partie de façade du rez-de-chaussée d’une maison consacrée à un commerce de détail ou, à la fois, à la fabrication et à la vente.
butik zaak; winkel; boetiek magasin — commerce|nocat=1 boutique plus ou moins considérable, où l’on vendre des marchandises, en gros ou au détail.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van butik