Zweeds

Uitgebreide vertaling voor flytt (Zweeds) in het Nederlands

flytt:

flytt bijvoeglijk naamwoord

  1. flytt (flydd)
    gevlucht; ontvlucht; uitgeweken

Vertaal Matrix voor flytt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevlucht flydd; flytt
ontvlucht flydd; flytt
uitgeweken flydd; flytt

Wiktionary: flytt


Cross Translation:
FromToVia
flytt verhuizing move — the event of changing one's residence

fly:

fly werkwoord (flyr, flydde, flytt)

  1. fly (flykta)
    vluchten; wegvluchten; vlieden
    • vluchten werkwoord (vlucht, vluchtte, vluchtten, gevlucht)
    • wegvluchten werkwoord
    • vlieden werkwoord (vlied, vliedt, vlood, vloden, gevloden)
  2. fly (springa; löpa; ila; ränna)
    rennen; hardlopen
    • rennen werkwoord (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • hardlopen werkwoord (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)
  3. fly (springa bort; rymma; smita)
    ervandoor gaan; zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren
  4. fly
    ontvlieden
    • ontvlieden werkwoord (ontvlied, ontvliedt, ontvloot, ontvloten, ontvloten)
  5. fly (komma undan; bryta sig loss)
    vluchten; wegkomen; ontvluchten; weglopen; ontsnappen aan; zich vrijmaken; ontkomen; wegrennen; ontglippen
    • vluchten werkwoord (vlucht, vluchtte, vluchtten, gevlucht)
    • wegkomen werkwoord (kom weg, komt weg, kwam weg, kwamen weg, weggekomen)
    • ontvluchten werkwoord (ontvlucht, ontvluchtte, ontvluchtten, ontvlucht)
    • weglopen werkwoord (loop weg, loopt weg, liep weg, liepen weg, weggelopen)
    • ontsnappen aan werkwoord
    • zich vrijmaken werkwoord
    • ontkomen werkwoord (ontkom, ontkomt, ontkwam, ontkwamen, ontkomen)
    • wegrennen werkwoord (ren weg, rent weg, rende weg, renden weg, weggerend)
    • ontglippen werkwoord (ontglip, ontglipt, ontglipte, ontglipten, ontglipt)
  6. fly (fly undan)
    vluchten; ontvluchten; ontsnappen; wegvluchten; uitwijken; ontkomen
    • vluchten werkwoord (vlucht, vluchtte, vluchtten, gevlucht)
    • ontvluchten werkwoord (ontvlucht, ontvluchtte, ontvluchtten, ontvlucht)
    • ontsnappen werkwoord (ontsnap, ontsnapt, ontsnapte, ontsnapten, ontsnapt)
    • wegvluchten werkwoord
    • uitwijken werkwoord
    • ontkomen werkwoord (ontkom, ontkomt, ontkwam, ontkwamen, ontkomen)

Conjugations for fly:

presens
  1. flyr
  2. flyr
  3. flyr
  4. flyr
  5. flyr
  6. flyr
imperfekt
  1. flydde
  2. flydde
  3. flydde
  4. flydde
  5. flydde
  6. flydde
framtid 1
  1. kommer att fly
  2. kommer att fly
  3. kommer att fly
  4. kommer att fly
  5. kommer att fly
  6. kommer att fly
framtid 2
  1. skall fly
  2. skall fly
  3. skall fly
  4. skall fly
  5. skall fly
  6. skall fly
conditional
  1. skulle fly
  2. skulle fly
  3. skulle fly
  4. skulle fly
  5. skulle fly
  6. skulle fly
perfekt particip
  1. har flytt
  2. har flytt
  3. har flytt
  4. har flytt
  5. har flytt
  6. har flytt
imperfekt particip
  1. hade flytt
  2. hade flytt
  3. hade flytt
  4. hade flytt
  5. hade flytt
  6. hade flytt
blandad
  1. fly!
  2. fly!
  3. flydd
  4. flyande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor fly:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hardlopen racande
rennen racande; springande
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de plaat poetsen fly; rymma; smita; springa bort
ervandoor gaan fly; rymma; smita; springa bort
hardlopen fly; ila; löpa; ränna; springa
hem smeren fly; rymma; smita; springa bort
ontglippen bryta sig loss; fly; komma undan förtala sig; släppa ut
ontkomen bryta sig loss; fly; fly undan; komma undan
ontsnappen fly; fly undan vara befriad från
ontsnappen aan bryta sig loss; fly; komma undan
ontvlieden fly
ontvluchten bryta sig loss; fly; fly undan; komma undan
rennen fly; ila; löpa; ränna; springa kila; skutta
uitwijken fly; fly undan fly från ett land; ge tillflykt; ge väg; gå i exil; gå åt sidan; gömma; skydda
vlieden fly; flykta
vluchten bryta sig loss; fly; fly undan; flykta; komma undan
wegkomen bryta sig loss; fly; komma undan komma bort
weglopen bryta sig loss; fly; komma undan gå iväg; rymma hemifrån
wegrennen bryta sig loss; fly; komma undan rusa i väg; skynda iväg; springa i väg; störta sig i väg
wegvluchten fly; fly undan; flykta
zich uit de voeten maken fly; rymma; smita; springa bort
zich vrijmaken bryta sig loss; fly; komma undan

Synoniemen voor "fly":


Wiktionary: fly


Cross Translation:
FromToVia
fly ontsnappen escape — to get free
fly wegvluchten; vluchten; ontsnappen flee — to run away; to escape
fly ontlopen; ontkomen; ontvluchten flee — to escape from
fly vluchten fly — to flee
fly vluchten fliehen — schnelles verlassen eines Ortes beispielsweise aufgrund befürchteter Gefahr
fly vluchten flüchten — sich entfernen von einer drohenden Gefahr oder einer unangenehmen Situation