Zweeds

Uitgebreide vertaling voor fullhet (Zweeds) in het Nederlands

fullhet:

fullhet [-en] zelfstandig naamwoord

  1. fullhet (fullständighet)
    het geheel; de volledigheid; de totaliteit; alles; de gezamenlijkheid; de volkomenheid; voltalligheid; het totaal; de eenheid

Vertaal Matrix voor fullhet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alles fullhet; fullständighet
eenheid fullhet; fullständighet arméenhet; enformighet; enhet; likhet
geheel fullhet; fullständighet
gezamenlijkheid fullhet; fullständighet
totaal fullhet; fullständighet
totaliteit fullhet; fullständighet ovillkorlighet
volkomenheid fullhet; fullständighet fullkomlighet; fullkomnande; fulländning
volledigheid fullhet; fullständighet fullständighet
voltalligheid fullhet; fullständighet
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geheel utan undantag; utan undantagt
totaal allt; djup; djupt; grundligt; noggrann; noggrant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alles allt