Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal hacka

Vertaal hacka van Zweeds naar Nederlands

Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hacka:
  2. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor hacka (Zweeds) in het Nederlands

hacka:

hacka werkwoord (hackar, hackade, hackat)

  1. hacka (finhacka)
    fijnhakken; hakken; kleinhakken
    • fijnhakken werkwoord
    • hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
    • kleinhakken werkwoord (hak klein, hakt klein, hakte klein, hakten klein, klein gehakt)
  2. hacka
    hakken; in stukken hakken
    • hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
    • in stukken hakken werkwoord (hak in stukken, hakt in stukken, hakte in stukken, hakten in stukken, in stukken gehakt)
  3. hacka (hosta)
    kuchen; kort en droog hoesten
  4. hacka (göra skåror i; skåra)
    kartelen; kartels krijgen
  5. hacka (riva sönder)
    verhaspelen
    • verhaspelen werkwoord (verhaspel, verhaspelt, verhaspelde, verhaspelden, verhaspeld)
  6. hacka (skåra)
    creneleren; insnijden
    • creneleren werkwoord (creneleer, creneleert, creneleerde, creneleerden, gecreneleerd)
    • insnijden werkwoord (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)

Conjugations for hacka:

presens
  1. hackar
  2. hackar
  3. hackar
  4. hackar
  5. hackar
  6. hackar
imperfekt
  1. hackade
  2. hackade
  3. hackade
  4. hackade
  5. hackade
  6. hackade
framtid 1
  1. kommer att hacka
  2. kommer att hacka
  3. kommer att hacka
  4. kommer att hacka
  5. kommer att hacka
  6. kommer att hacka
framtid 2
  1. skall hacka
  2. skall hacka
  3. skall hacka
  4. skall hacka
  5. skall hacka
  6. skall hacka
conditional
  1. skulle hacka
  2. skulle hacka
  3. skulle hacka
  4. skulle hacka
  5. skulle hacka
  6. skulle hacka
perfekt particip
  1. har hackat
  2. har hackat
  3. har hackat
  4. har hackat
  5. har hackat
  6. har hackat
imperfekt particip
  1. hade hackat
  2. hade hackat
  3. hade hackat
  4. hade hackat
  5. hade hackat
  6. hade hackat
blandad
  1. hacka!
  3. hacka!
  5. hackad
  6. hackande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

hacka [-en] zelfstandig naamwoord

  1. hacka (spetshacka)
    klover; de houweel
    • klover [znw.] zelfstandig naamwoord
    • houweel [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hacka:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hakken klackar
houweel hacka; spetshacka
klover hacka; spetshacka
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
creneleren hacka; skåra
fijnhakken finhacka; hacka
hakken finhacka; hacka fälla träd; hacka ned
in stukken hakken hacka
insnijden hacka; skåra fåra; karva; skåra
kartelen göra skåror i; hacka; skåra
kartels krijgen göra skåror i; hacka; skåra
kleinhakken finhacka; hacka
kort en droog hoesten hacka; hosta
kuchen hacka; hosta
verhaspelen hacka; riva sönder

Synoniemen voor "hacka":


Wiktionary: hacka

hacka
noun
  1. hakwerktuig met steel, voorzien van een punt aan de ene zijde en een beitelachtige voorziening aan de andere zijde
Cross Translation:
FromToVia
• hacka → schoffel; hak ↔ hoe — agricultural tool
• hacka → schoffel ↔ Hacke — Schweiz, Deutschland ohne Südosten: Gartengerät zum Auflockern der Erde

Verwante vertalingen van hacka







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0332 seconde
Page rendered in 1.0 seconds