Nervös in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

nervös:
- zenuwachtig; nerveus; onrustig; piekerig; tobberig; zwaartillend; schichtig; schrikachtig; vreesachtig
Wiktionary:
- nervös → zenuwachtig
- nervös → nerveus, zenuwachtig

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor nervös (Zweeds) in het Nederlands

nervös (nervöst)
zenuwachtig; nerveus
- zenuwachtig bijvoeglijk naamwoord
- nerveus bijvoeglijk naamwoord
nervös (nervöst)
nerveus; onrustig
- nerveus bijvoeglijk naamwoord
- onrustig bijvoeglijk naamwoord
nervös (ängslig; oroligt; nervöst; ängsligt)
piekerig; tobberig; zwaartillend
- piekerig bijvoeglijk naamwoord
- tobberig bijvoeglijk naamwoord
- zwaartillend bijvoeglijk naamwoord
nervös (nervöst; ängsligt)
schichtig; schrikachtig; vreesachtig
- schichtig bijvoeglijk naamwoord
- schrikachtig bijvoeglijk naamwoord
- vreesachtig bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
nerveus	nervös; nervöst
onrustig	nervös; nervöst	fladdrigt; orolig; oroligt; rastlös; rastlöst; tumultartad; tumultartat; turbulent
piekerig	nervös; nervöst; oroligt; ängslig; ängsligt	kinkig; kinkigt; spinkigt; spretig; spretigt
schichtig	nervös; nervöst; ängsligt
schrikachtig	nervös; nervöst; ängsligt
tobberig	nervös; nervöst; oroligt; ängslig; ängsligt
vreesachtig	nervös; nervöst; ängsligt	oroligt; rädd; skraj
zenuwachtig	nervös; nervöst
zwaartillend	nervös; nervöst; oroligt; ängslig; ängsligt

nervös

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• nervös	→ nerveus	↔ nervous — anxious
• nervös	→ nerveus; zenuwachtig	↔ nervös — (krankhaft) reizbar, erregbar, gereizt, unruhig, zerfahren