Zweeds

Uitgebreide vertaling voor olustig (Zweeds) in het Nederlands

olustig:

olustig bijvoeglijk naamwoord

  1. olustig (olustigt)
    lusteloos
  2. olustig (obekväm; obehagligt; obekvämt; olustigt)
    oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk

olustig zelfstandig naamwoord

  1. olustig
    de lusteloosheid; de lauwheid; ongeanimeerdheid

Vertaal Matrix voor olustig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lauwheid olustig
lusteloosheid olustig
ongeanimeerdheid olustig
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lusteloos olustig; olustigt avmattad; avmattat; lustlöst; matt; slappt; slö; slött
oncomfortabel obehagligt; obekväm; obekvämt; olustig; olustigt
ongemakkelijk obehagligt; obekväm; obekvämt; olustig; olustigt hindersam; hindersamt; illa till mods; oangenämt; obehaglig; obehagligt; obekvämt; svår; svårt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ongerieflijk obehagligt; obekväm; obekvämt; olustig; olustigt

Synoniemen voor "olustig":