Zweeds

Uitgebreide vertaling voor skakning (Zweeds) in het Nederlands

skakning:

skakning [-en] zelfstandig naamwoord

  1. skakning (kramp)
    convulsie; de stuiptrekking; de kramp; de samentrekking; de stuip
  2. skakning (darrning)
    de huivering; de siddering; de rilling
    • huivering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • siddering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rilling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. skakning
    de schok; schokkende beweging; de stoot; de hort
    • schok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schokkende beweging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • stoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hort [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. skakning (axelskakning)
    het schouderophalen
  5. skakning (skälvning; rysning)
    de trilling; de tremor
    • trilling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tremor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. skakning (stöt)
    geschok; geschud
    • geschok [znw.] zelfstandig naamwoord
    • geschud [znw.] zelfstandig naamwoord

skakning bijvoeglijk naamwoord

  1. skakning
    stuiptrekkend

Vertaal Matrix voor skakning:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
convulsie kramp; skakning
geschok skakning; stöt
geschud skakning; stöt
hort skakning
huivering darrning; skakning
kramp kramp; skakning muskel sammandragning
rilling darrning; skakning
samentrekking kramp; skakning kedja; räcka; sekvens; serie
schok skakning
schokkende beweging skakning
schouderophalen axelskakning; skakning
siddering darrning; skakning
stoot skakning bump; dunk; duns; knuff; lätt knuff; puff; slag; stöt; örfil
stuip kramp; skakning
stuiptrekking kramp; skakning
tremor rysning; skakning; skälvning
trilling rysning; skakning; skälvning darrning; vibration
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuiptrekkend skakning

Synoniemen voor "skakning":