Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Vertaal språk

Vertaal språk van Zweeds naar Nederlands

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

språk:
- taal; spraak; streektaal; dialect; tongval; taaltje; computertaal
Wiktionary:
- språk → taal, spraak, tong, code, jargon, spreektrant

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor språk (Zweeds) in het Nederlands

språk:

språk [-ett] zelfstandig naamwoord

språk
de taal
- taal [de ~] zelfstandig naamwoord
språk (tungomål)
de spraak
- spraak [de ~] zelfstandig naamwoord
språk (dialekt)
de streektaal; het dialect; de tongval; het taaltje
- streektaal [de ~] zelfstandig naamwoord
- dialect [het ~] zelfstandig naamwoord
- tongval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- taaltje [het ~] zelfstandig naamwoord
språk (datorspråk)
de computertaal
- computertaal [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor språk:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
computertaal	datorspråk; språk	datorspråk
dialect	dialekt; språk	dialekt
spraak	språk; tungomål
streektaal	dialekt; språk	regionalt språk
taal	språk
taaltje	dialekt; språk	dialekt
tongval	dialekt; språk	dialekt

Synoniemen voor "språk":

tungomål

Wiktionary: språk

Cross Translation:

From	To	Via
• språk	→ taal; spraak; tong	↔ language — system of communication using words or symbols
• språk	→ taal; code	↔ language — computer language (see also computer language)
• språk	→ taal; jargon	↔ language — vocabulary of a particular field
• språk	→ taal	↔ language — particular words used
• språk	→ taal	↔ Sprache — ein System von Einheiten und Regeln, das den Mitgliedern einer Sprachgemeinschaft als Mittel der Verständigung dient (= langue, Einzelsprache)
• språk	→ taal	↔ Sprache — eine Varietät von [2], fachlich, regional, sozial, … bedingt
• språk	→ taal; spraak; spreektrant	↔ langage — emploi que l’homme faire des sons et des articulations de la voix pour exprimer ses pensées et ses sentiments.
• språk	→ taal	↔ langue — Système d’expression.

Verwante vertalingen van språk