Upptagen in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

upptagen:
- bezet; druk; drukbezet; aangenomen; geadopteerd; onledig; doende; opgeraapt; gebonden; niet vrij
Wiktionary:
- upptagen → bezig, in gesprek, bezet

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor upptagen (Zweeds) in het Nederlands

upptagen (mycket upptaget med; upptaget)
bezet; druk; drukbezet
- bezet bijvoeglijk naamwoord
- druk bijvoeglijk naamwoord
- drukbezet bijvoeglijk naamwoord
upptagen (antaget; adoptiv-; upptaget)
aangenomen; geadopteerd
- aangenomen bijvoeglijk naamwoord
- geadopteerd bijvoeglijk naamwoord
upptagen (ockuperat; upptaget)
onledig
- onledig bijvoeglijk naamwoord
upptagen (upptaget)
doende
- doende bijvoeglijk naamwoord
upptagen (upptaget)
opgeraapt
- opgeraapt bijvoeglijk naamwoord
upptagen (upptaget; bundet; tvunget; ofritt; bunden)
gebonden; niet vrij
- gebonden bijvoeglijk naamwoord
- niet vrij bijvoeglijk naamwoord
upptagen
bezet
- bezet bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
druk		kostnader; pression; tryck; upplaga
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangenomen	adoptiv-; antaget; upptagen; upptaget	accepterad; accepterat; fiktiv
bezet	mycket upptaget med; upptagen; upptaget	upptagen, upptaget
doende	upptagen; upptaget
druk	mycket upptaget med; upptagen; upptaget	arbetssam; arbetssamt; flitig; flitigt; företagsamt; levande
drukbezet	mycket upptaget med; upptagen; upptaget
gebonden	bunden; bundet; ofritt; tvunget; upptagen; upptaget	bunden
onledig	ockuperat; upptagen; upptaget
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geadopteerd	adoptiv-; antaget; upptagen; upptaget
niet vrij	bunden; bundet; ofritt; tvunget; upptagen; upptaget
opgeraapt	upptagen; upptaget

Cross Translation:

From	To	Via
• upptagen	→ bezig	↔ busy — engaged
• upptagen	→ in gesprek; bezet	↔ engaged — already involved in a telephone call
• upptagen	→ bezet	↔ occupied — reserved
• upptagen	→ bezet; bezig	↔ occupied — busy
• upptagen	→ bezig	↔ beschäftigt — ausgelastet durch Tätigkeit