Overzicht


Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor bit in het Zweeds

bit:

bit [-en] zelfstandig naamwoord

  1. bit
    bit; del
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
  2. bit
    skiva; bit
    • skiva [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
  3. bit
    skiva; bit; flisa; skärva; chip
    • skiva [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • flisa [-en] zelfstandig naamwoord
    • skärva [-en] zelfstandig naamwoord
    • chip [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. bit
    bit; stycke; klump
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • klump [-en] zelfstandig naamwoord
  5. bit
    bit; klump; klimp
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • klump [-en] zelfstandig naamwoord
    • klimp [-en] zelfstandig naamwoord
  6. bit
    klump; bit; stycke; klick; klimp
    • klump [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • klick [-ett] zelfstandig naamwoord
    • klimp [-en] zelfstandig naamwoord
  7. bit
    bit; tugga
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • tugga [-en] zelfstandig naamwoord
  8. bit
    smula; del; skiva; bit
    • smula [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • skiva [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
  9. bit
    stycke; artikel; del; bit
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • artikel [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
  10. bit
    bit
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
  11. bit
    bråkdel; bit; stycke
    • bråkdel [-en] zelfstandig naamwoord
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • stycke [-ett] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "bit":


Verwante synoniemen voor bit