Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor gemen in het Zweeds

gemen:

gemen bijvoeglijk naamwoord

  1. gemen
    diaboliskt; gemen; satanisk; demonisk; demoniskt
  2. gemen
    gemen; trolös; trolöst; gement; perfid; förrädiskt; svekfullt; perfidt

gemen [-en] zelfstandig naamwoord

  1. gemen
    gemen; liten bokstav

Alternatieve synoniemen voor "gemen":


Verwante synoniemen voor gemen