Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor rak in het Zweeds

rak:

rak bijvoeglijk naamwoord

  1. rak
    rakt; rak; öppet; frank; frankt; rättfram; rättframt
  2. rak
    rakt; omedelbart; rak; omedelbar
  3. rak
    rakt; rak; ärligt; frimodig; frimodigt
  4. rak
    öppen; rakt; rak; ärligt; öppet; frankt
    • öppen bijvoeglijk naamwoord
    • rakt bijvoeglijk naamwoord
    • rak bijvoeglijk naamwoord
    • ärligt bijvoeglijk naamwoord
    • öppet bijvoeglijk naamwoord
    • frankt bijvoeglijk naamwoord
  5. rak
    ärlig; rakt; rak; ärligt
    • ärlig bijvoeglijk naamwoord
    • rakt bijvoeglijk naamwoord
    • rak bijvoeglijk naamwoord
    • ärligt bijvoeglijk naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "rak":


Verwante synoniemen voor rak