Overzicht
Zweeds Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. säsong:


Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor säsong in het Zweeds

säsong:

säsong [-en] zelfstandig naamwoord

  1. säsong
    säsong; årstid
    • säsong [-en] zelfstandig naamwoord
    • årstid [-en] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "säsong":

  • rstid

Verwante synoniemen voor säsong