Zweeds

Uitgebreide synoniemen voor stöt in het Zweeds

stöt:

stöt [-en] zelfstandig naamwoord

  1. stöt
    stöt; duns; slag; knuff; örfil
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • duns [-en] zelfstandig naamwoord
    • slag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • knuff [-en] zelfstandig naamwoord
    • örfil [-en] zelfstandig naamwoord
  2. stöt
    dunk; stöt; duns; törn
    • dunk [-en] zelfstandig naamwoord
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • duns [-en] zelfstandig naamwoord
    • törn zelfstandig naamwoord
  3. stöt
    stöt; knuff; puff
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • knuff [-en] zelfstandig naamwoord
    • puff [-en] zelfstandig naamwoord
  4. stöt
    utfall; anfall; stöt; angrepp; knuff
    • utfall [-ett] zelfstandig naamwoord
    • anfall [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • angrepp [-ett] zelfstandig naamwoord
    • knuff [-en] zelfstandig naamwoord
  5. stöt
    slag; stöt; dunk; bump; lätt knuff
    • slag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • dunk [-en] zelfstandig naamwoord
    • bump zelfstandig naamwoord
    • lätt knuff zelfstandig naamwoord
  6. stöt
    stöt; skakning
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • skakning [-en] zelfstandig naamwoord
  7. stöt
    stöt; ojämnhet
    • stöt [-en] zelfstandig naamwoord
    • ojämnhet [-en] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "stöt":


Verwante synoniemen voor stöt