Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kurz:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor kurz:
    • even


Duits

Uitgebreide vertaling voor kurz (Duits) in het Nederlands

kurz:

kurz bijvoeglijk naamwoord

  1. kurz (bündig; kurzgefaßt; summarisch)
    bondig; kort
    • bondig bijvoeglijk naamwoord
    • kort bijvoeglijk naamwoord
  2. kurz (kurzgefaßt; bündig)
    samengevat
  3. kurz (kurzgefaßt; bündig)
    beknopt; summier
  4. kurz (minimal; summarisch; bündig)
    minimaal; summier
  5. kurz (kurzerhand)
    kortweg; zonder omhaal
  6. kurz (bündig; knapp; summarisch)
    bondig; summier

Vertaal Matrix voor kurz:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beknopt bündig; kurz; kurzgefaßt verkürzt
bondig bündig; knapp; kurz; kurzgefaßt; summarisch
kort bündig; kurz; kurzgefaßt; summarisch
minimaal bündig; kurz; minimal; summarisch gering; geringfügig; klein; minimal
summier bündig; knapp; kurz; kurzgefaßt; minimal; summarisch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kortweg kurz; kurzerhand einfach; kurzerhand; kurzweg
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
samengevat bündig; kurz; kurzgefaßt
zonder omhaal kurz; kurzerhand angebunden; brüsk; einsilbig; kurz angebunden; ohne Umschweife

Synoniemen voor "kurz":


Wiktionary: kurz

kurz
adjective
  1. wenig Länge habend
  2. wenig Zeit benötigend
kurz
adverb
  1. van geringe duur
  2. van geringe lengte

Cross Translation:
FromToVia
kurz kortstondig; kort brief — of short duration
kurz beknopt; bondig concise — brief and precise
kurz kort short — having a small distance between ends or edges
kurz bondig succinct — brief and to the point
kurz beknopt; bondig; kernachtig; kort; summier; zakelijk concis — Qui exprimer quelque chose le plus clairement possible avec un nombre de mots restreint.
kurz kort; kortstondig court — De petite longueur ou qui n’a pas la longueur moyenne des objets du même genre.

Verwante vertalingen van kurz