Engels

Uitgebreide vertaling voor weakened (Engels) in het Nederlands

weakened:

weakened bijvoeglijk naamwoord

  1. weakened (slackened; released; eased; relaxed)
    verzwakt; verslapt

Vertaal Matrix voor weakened:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- attenuate; attenuated; cut; diminished; faded; hurt; lessened; thinned; vitiated
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verslapt eased; relaxed; released; slackened; weakened
verzwakt eased; relaxed; released; slackened; weakened

Verwante woorden van "weakened":


Synoniemen voor "weakened":


Verwante definities voor "weakened":

  1. damaged inanimate objects or their value1
  2. mixed with water1
  3. reduced in strength1
  4. impaired by diminution1
  5. made weak or weaker1

weakened vorm van weaken:

to weaken werkwoord (weakens, weakened, weakening)

  1. to weaken (cease; come down; be going down hill; fall away; be lost)
    verzwakken; aftakelen; wegglijden
    • verzwakken werkwoord (verzwak, verzwakt, verzwakte, verzwakten, verzwakt)
    • aftakelen werkwoord (takel af, takelt af, takelde af, takelden af, afgetakeld)
    • wegglijden werkwoord (glijd weg, glijdt weg, gleed weg, gleden weg, weggegleden)
  2. to weaken (dilute; abate; adulterate; )
    – become weaker 1
    verzwakken; uitputten; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden
    • verzwakken werkwoord (verzwak, verzwakt, verzwakte, verzwakten, verzwakt)
    • uitputten werkwoord (put uit, putte uit, putten uit, uitgeput)
    • verslappen werkwoord (verslap, verslapt, verslapte, verslapten, verslapt)
    • zwakker worden werkwoord
    • aan kracht inboeten werkwoord (boet aan kracht in, boette aan kracht in, boetten aan kracht in, aan kracht ingeboet)
    • zwak worden werkwoord
  3. to weaken (fade; slacken)
    verslappen; verflauwen
    • verslappen werkwoord (verslap, verslapt, verslapte, verslapten, verslapt)
    • verflauwen werkwoord (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)
  4. to weaken (soften)
    week worden; verweken
    • week worden werkwoord
    • verweken werkwoord (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)

Conjugations for weaken:

present
  1. weaken
  2. weaken
  3. weakens
  4. weaken
  5. weaken
  6. weaken
simple past
  1. weakened
  2. weakened
  3. weakened
  4. weakened
  5. weakened
  6. weakened
present perfect
  1. have weakened
  2. have weakened
  3. has weakened
  4. have weakened
  5. have weakened
  6. have weakened
past continuous
  1. was weakening
  2. were weakening
  3. was weakening
  4. were weakening
  5. were weakening
  6. were weakening
future
  1. shall weaken
  2. will weaken
  3. will weaken
  4. shall weaken
  5. will weaken
  6. will weaken
continuous present
  1. am weakening
  2. are weakening
  3. is weakening
  4. are weakening
  5. are weakening
  6. are weakening
subjunctive
  1. be weakened
  2. be weakened
  3. be weakened
  4. be weakened
  5. be weakened
  6. be weakened
diverse
  1. weaken!
  2. let's weaken!
  3. weakened
  4. weakening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor weaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitputten exhausting; fatigueing; wearing out
verslappen subside; weakening
verzwakken subside; weakening
wegglijden slipping away
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan kracht inboeten abate; adulterate; become weak; dilute; enervate; enfeeble; lessen; lose strength; weaken
aftakelen be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside
uitputten abate; adulterate; become weak; dilute; enervate; enfeeble; lessen; lose strength; weaken fatigue; tire out; wear out
verflauwen fade; slacken; weaken allay; calm down; cool down; soothe; subside
verslappen abate; adulterate; become weak; dilute; enervate; enfeeble; fade; lessen; lose strength; slacken; weaken
verweken soften; weaken anneal; leave to soak; plasticise; plasticize; soak; soften
verzwakken abate; adulterate; be going down hill; be lost; become weak; cease; come down; dilute; enervate; enfeeble; fall away; lessen; lose strength; weaken
week worden soften; weaken
wegglijden be going down hill; be lost; cease; come down; fall away; weaken be going down hill; go under; prolapse; sag; sink; subside
zwak worden abate; adulterate; become weak; dilute; enervate; enfeeble; lessen; lose strength; weaken
zwakker worden abate; adulterate; become weak; dilute; enervate; enfeeble; lessen; lose strength; weaken
- break; counteract; countermine; damp; dampen; de-escalate; sabotage; soften; step down; subvert; undermine
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- become weak; become weaker; get weak; get weaker; grow weak; grow weaker

Verwante woorden van "weaken":


Synoniemen voor "weaken":


Antoniemen van "weaken":


Verwante definities voor "weaken":

  1. become weaker1
    • The prisoner's resistance weakened after seven days1
  2. lessen the strength of1
    • The fever weakened his body1
  3. reduce the level or intensity or size or scope of1
  4. lessen in force or effect1
  5. destroy property or hinder normal operations1

Wiktionary: weaken

weaken
verb
  1. to make weaker
  2. to become weaker
weaken
verb
  1. zwakker maken
  2. zwakker worden